Zo was Curaçao

Zo was Curaçao

John de Pool | 1960
Gratis

Omschrijving

VOORWOORD
John de Pool werd in 1873 op Curaçao geboren en stierf in 1947 in Panama. Hij behoort tot de gelukkige uitzonderingen, die twaalf ambachten hebben uitgeoefend zonder zich verplicht te achten  dertien  ongelukken  te begaan.  Hij had  een  groot aantal belangstellingen,  waarvan  enkele gerust tot de amateuristische hobby's kunnen worden gerekend. Hij heeft in de Zuidamerikaanse republieken vooral naam verworven als kenner van de geschiedenis van Bolivar en diens tijd- en strijdgenoten, maar op Scharloo op Curaçao was hij vooral bekend als meester in de schermsport, terwijl hij tevens met wisselend succes de schilder- en beeldhouwkunst heeft beoefend. In Panama heeft hij gedurende de laatste jaren  van  zijn  leven hoofdzakelijk  in  zijn  onderhoud  voorzien  als eigenaar van een  atelier waar fotoclichés voor de dagbladpers werden vervaardigd. Hij heeft daarbij, soms om den brode en soms om redenen van studie, maar in bepaalde gevallen ook uitsluitend uit nieuwsgierigheid of om het toeristisch genoegen, langdurige reizen gemaakt, die zich over het gehele Caribische gebied en een groot deel van het Amerikaanse continent uit­ strekten. Hij voelde zich evengoed thuis in New York, Mexico of Havana als in Panama of op Curaçao. Hij behoort tot de kleurrijkste figuren  die gedurende de eeuwwisseling  uit de Curaçaose gemeenschap zijn voortgekomen.

Ik mag volstaan met deze korte samenvatting van De Pool’s zwerftochten, naar de geest niet minder dan naar den lijve, om aan te tonen in hoeveel landen hij heeft gewoond, in hoe­ veel kringen hij heeft verkeerd en met hoeveel bijltjes hij heeft gehakt.  Het  is  dan  ook  niet  verwonderlijk  dat  men  in  gesprekken  met personen,  die hem van  nabij hebben  gekend, de meest uiteenlopende en soms zelfs tegenstrijdige karakteriseringen te horen krijgt. Het is nu eenmaal zo, dat persoons­ beschrijvingen de beschrijver ten minste even sterk karakteriseren als de beschrevene. Toch zijn er bepaalde wezenstrekken, hoe vaag ook, die telkens weer in de gesprekken over ‘el maestro de Pool’ terugkeren. Men heeft het telkens weer over zijn lange haren, zijn ‘artiestenmanen’ zoals men nader pleegt toe te lichten, en zijn levendige geest, waarvan de neiging tot uitbundigheid meestal door een weemoedige humor werd getemperd.

Deze artistieke trekjes, als ook de bovenvermelde lotgevallen, komen zeer wel overeen met het beeld, dat wij ons uit zijn geschriften, en met name zijn Curaçaose herinneringen, vormen. Hij behoort tot een sociale groep, die men speciaal in Latijns Amerika en het Caribisch gebied aantreft, de groep van de ballingen, ‘los exilados’. Deze ballingschappen, al dan niet vrijwillig aanvaard, zijn niet alleen het gevolg van de politieke constellatie, waardoor het voor bepaalde figuren levensgevaar­ lijk kan zijn zich op vaderlandse bodem te wagen, maar ook van  de  economische  situatie,  waardoor  het  voor  velen  een noodzaak wordt een werkkring buitenslands re zoeken, waar zij onwillekeurig bepaalde eigenaardigheden van de politieke ballingen overnemen*. De geëxileerden kunnen elkaar bij de eerste oogopslag herkennen, in de plaatselijke bibliotheek, het al dan niet verzorgde park, de collectieve taxi’s of de nachtelijke  gelegenheden  van  de  Caribische  eilanden  of de  noordelijke of zuidelijke metropolen, waar zij een toevlucht hebben gezocht. Zij vormen de bekende kolonies van dandy’s, vage­bonden en andere personages met macchiavellistische, intellec­tuele of artistieke inslag, die in de eerste plaats de gevoelens van heimwee met elkaar delen. Het is zonder twijfel juist, dat zij niet alleen door heimwee worden gedreven en dat zij zich de ‘pleasures of exile’ niet laten ontgaan, maar het is evenzeer juist, dat zij vroeg of laat de ervaring opdoen, dat de genoegens van de aanwezigheid in vreemde, verre landen het tenslotte afleggen tegen het groeiende gemis van de eigen omgeving of m.a.w.  dat men  noodlottigerwijs naar zijn  oorsprong  wordt teruggezogen. In ieder geval was dit het lot van John de Pool.
Het heimwee heeft een zeer belangrijke rol in zijn leven gespeeld, en wel op tweeërlei wijze. Om te beginnen heeft hij herhaaldelijk zijn geboorte-eiland voor langere of kortere tijd  bezocht.  Toen  de  gebreken  van de ouderdom het hem onmogelijk maakten aan deze aandrang des harten gevolg te geven, heeft hij troost gezocht in het optekenen van zijn mémoires. Wij zouden kunnen zeggen, om in de fatalistische stijl van John de Pool te blijven, dat wij culturele activiteit voor een belangrijk deel aan de gebreken van de ouderdom moeten toeschrijven.  Het  is  aan  de  insufficiëntie  van  de  fysieke kwaliteiten,  dat  wij  het  bestaan  van  mémoires  en  in  ieder geval ook de herinneringen van De Pool te danken hebben, met al de bijzonderheden en eigenaardigheden van dit literaire genre.


Het valt niet moeilijk de wisselwerking tussen het persoonlijke en het onpersoonlijke, die zich in alle mémoires in meer of mindere mate manifesteren, ook in de herinneringen van De Pool aan te wijzen. Het persoonlijke element is om te beginnen verweven  met de suggestie die van  de  titel  uitgaat: ‘Del Curazao que se va’, ‘van het Curaçao dat voorbijgaat’, ‘van het verdwijnende Curaçao’. Wij bevinden ons in het klimaat  van de schaduwen  van gisteren  en  eergisteren  of van morgen  en  overmorgen.  Shadows  move  amongst  us.  Schaduwen infiltreren onze rijen of, mogelijk ook, zijn wij het die in het niemandsland van schim en schaduw dwalen. De echo van de titel klinkt in het gehele boek door, met name in de aanhef of de slot-moraal van een groot deel van de vierenzeven­tig hoofdstukken, terwijl hij ook zonder duidelijk aanwijsbare reden  in  bepaalde  zinnen en  zinsneden  doordringt  om  er onderdelen van, een zekere melancholieke tint te geven. Men vindt de eigenzinnigheid van zijn ‘aller-individueelste expressie’ ook in de eigenaardigheden van zijn compositie en stijl, waarin zorgvuldigheid en achteloosheid, vaardigheid en stunteligheid elkaar  voortdurend afwisselen en waarbij mooischrijverij slechts voorkomt waar aan Latijnse zucht tot retoriek wordt toegegeven.
De  vierenzeventig  hoofdstukken  zijn  als  een  geheel  geconcipieerd.  Men  vergist  zich  als  men  zich  door  een  bedrieglijke  indruk  op  het  eerste  gezicht zou laten misleiden en  zou  menen,  dat  deze  hoofdstukken zonder  innerlijke  of zelfs  onderlinge  samenhang zouden zijn geschreven. 

De compositie is duidelijk. De auteur behandelt eerst de zeden en gewoonten van het land om via een overzicht van de plaatselijke personages en situaties over te gaan tot de problematiek en  perspectieven  van  het  eiland.  Zijn  compositie  beschrijft m.a.w. een opwaartse vlucht (een diagonaalvlucht zou men in schilderstermen zeggen) van het singuliere naar het universele of, in het Hollands, van het bijzondere naar het algemene. Maar deze opzet, die duidelijk naar voren treedt, wordt door een andere opvatting doorkruist die de goede verstaander evenmin zal ontgaan. De hoofdstukken worden ook als afzonderlijke eenheden uitgewerkt, alsof zij op zichzelf voor publikatie zijn bestemd, met het gevolg dat bepaalde passages nodeloos (al­ thans nodeloos volgens de oorspronkelijke conceptie) worden herhaald. Als een sprekend voorbeeld hiervan kan gelden het bezoek aan Curaçao van het Spaanse eskader onder commando van Admiraal Cervera  dat kort daarna door de Amerikaanse vloot in Cubaanse wateren werd vernietigd. Dit bezoek, met de ontroerende afscheidswoorden  van  de Spaanse admiraal, wordt uitvoerig in een afzonderlijk hoofdstuk behandeld (‘Admiraal Cervera op  Curaçao’),  maar keert enige bladzijden verder terug, zij het iets minder uitvoerig, in het hoofdstuk ‘Mariniers aan de wal’. Men stuit niet alleen op compositionele maar ook op stilistische onachtzaamheid — of moet men spreken ‘van er maar op los schrijven? —, grotendeels een gevolg van het feit dat De Pool liever aan de gevaren van de spontaniteit dan aan de braafheid van het formalisme wenste te offeren. Bepaalde gedeelten zijn met bijzondere zorg geschreven, andere verkeren nog in het stadium van ongeacheveerde notities. Hij weet dan ook niet altijd een onjuiste weergave der feiten en onnauwkeurigheid van redactie te vermijden, die niet uit­ sluitend, zoals De Pool zich verontschuldigt, aan het gemis van de benodigde naslagwerken moeten worden geweten. Ik moet hier nadrukkelijk op wijzen dat de vertalers een hoogst enkele maal ‘en passant’ een onjuiste weergave der feiten hebben gecorrigeerd, maar dat zij zich angstvallig onthouden hebben van enige aantasting van de waardering der feiten door de auteur. Onjuiste weergave en waardering der feiten, het spreekt wel van zelf, leveren als zodanig geen moeilijkheid op voor de vertalers; voor vertaling  blijft het eender of Stevenson  een Engels (Schots) auteur is en niet Amerikaans, zoals wij in het hoofdstuk ‘Sjon Davy Ricardo’ kunnen lezen; of wij al dan niet gerechtigd zijn het geschil tussen gouverneur Wagner en de procureur-generaal dr. Sassen voornamelijk aan een over­ matig alcoholgebruik van laatstgenoemde toe te schrijven; en, om een laatste voorbeeld te noemen, of het al dan niet geoorloofd  is Bolivar op  één  lijn  met Mozes of Christus te stellen.  Veel meer moeilijkheid  leverden  de vage aanduidingen van een schetsmatige redactie op. Het gaat dus niet alleen om een minder gelukkige woordkeuze, dat is meest­ al gauw genoeg  verholpen; het gaat vaker om verwrongen zinsconstructies, waaruit de vertalers in vele gevallen zich niet anders kunnen redden dan door het doorhakken van de knoop, m.a.w. door de feiten met eigen woorden en eigen zinsconstructies weer te geven. Als illustratie zou ik de volgende twee voorbeelden willen aanhalen, die, het zij vooropgesteld, niet tot de moeilijkste hebben behoord. In het hoofdstuk ‘Admiraal Cervera op  Curacao’ kan  men  de volgende passage lezen: El plan de batalla, que iban a seguir, era atraer el mas veloz de los cruceros espanoles, simulando una hufda, y siendo mas potentes, distruirlo y asf hundirlos en detalle, uno por uno.
De  vertalers  hebben  gemeend  de  inhoud  aldus te  mogen weergeven: Het plan de campagne, dat uitging van de grotere gevechtskracht van het eigen schip, was de Spaanse kruisers door vluchtbewegingen uit de formatie te lokken en een voor een tot zinken te brengen.

In  het  hoofdstuk  ‘Shemah  Israël’  leest  men  de  volgende alinea: Los discursos que se pronunciaron en el nuevo Oratorio y los articulos que se escribian en el periódico, son de gran valor literario, no solamente por sus temas, ya teológicos, ya filosóficos, sino también por el estilo, que acusaba grandes conocimientos literarios, en varios idiomas.
De vertaling werd als volgt geredigeerd: De redevoeringen, in het nieuwe bedehuis gehouden, en de artikelen, in boven­ genoemd  tijdschrift  opgenomen,  zijn  bepaald  van  literaire waarde, niet alleen om hun onderwerpen, ten dele theologisch,  ten  dele filosofisch,  of om de indrukwekkende talenkennis, waarvan  zij blijk  geven,  maar ook  door de kwaliteit van hun stijl.

Ik meen met bovenstaande omschrijving en illustraties de schrijfwijze van De Pool, met haar typische ups and downs, voldoende te hebben gekenschetst.
Het algemene, niet-persoonlijke karakter van het boek wordt bepaald door de aard van de herinneringen die door De Pool te boek werden gesteld. Wij vinden hier niet, zoals De Pool ten onrechte insisteert, de persoonlijke herinneringen van de heer De Pool; wij vinden hier de onpersoonlijke herinneringen van de Curaçaose gemeenschap omstreeks de eeuwwisseling. Men leert uit deze herinneringen ternauwernood iets van de psychische structuur van de heer De Pool, maar daarentegen des te meer van de sociale structuur van de Curaçaose gemeenschap. Het zijn de herinneringen die de leeftijdgenoten van de auteur gemeen­ schappelijk hebben bezeten. Het is niet uit dit boek, dat wij voor het eerst hebben kennisgenomen van deze fin de siècle- verhalen; wij kenden ze reeds lang uit de mond van meer of minder spraakzame familieleden op meer gevorderde leeftijd. Zij waren ons soms bijna letterlijk in de gegeven versie bekend, zoals in het geval van de Affaire Sassen, de viering van de honderdste geboortedag van Bolivar en de gebeurtenissen rondom  de  30%  additionele  rechten  van  Guzman  Blanco. Voor de Curaçaoënaar behoort dit werk, zowel door zijn persoonlijke  toon  als  zijn  onpersoonlijke  herinneringen,  zonder twijfel tot het meest aantrekkelijke, dat de literatuur van de Spaanse  School’  met  haar  romantische  inslag  heeft  voort­ gebracht.

De vertalers hebben getracht zoveel als mogelijk de eigenaardigheden  van  De  Pool’s  stijl  te  behouden.  Dit  was  niet gemakkelijk. Het begon al met de titel waarvan de letterlijke vertaling een  hopeloze concurrentie zou  aangaan  met Louis Couperus,  die immers voor een  van  zijn  belangrijkste romans de titel had gekozen: ‘Van oude mensen, de dingen, die voorbijgaan’. De vertalers moesten er zorg voor dragen dat het nostalgisch  accent niet geheel verloren  ging  en  dat een juiste mixtuur werd verkregen van helderheid en vaagheid of, zo men wil, vlotheid en stunteligheid. Zij werden herhaaldelijk met de vraag geconfronteerd of zij bepaalde passages zouden schrappen, om nodeloze herhaling te voorkomen; of zij een bepaalde volzin zouden herschrijven of een bepaalde woord­ keuze zouden herzien. In sprekende gevallen was de beslissing niet moeilijk,  maar in  twijfelgevallen  blijft men  twijfelen, dat is nu eenmaal de eigenaardigheid van de twijfel, ook als men zich verplicht geacht heeft zijn keuze te bepalen.
Ik vlei mij niet met de hoop, dat wij in alle gevallen een juiste keuze hebben gedaan of dat wij m.a.w. een feilloze vertaling hebben geproduceerd, maar wel meen ik de verwachting te mogen koesteren, dat wij met dit werk het ‘verdwijnende Curagao’, dat tot de beginperiode van onze geschreven literatuur  behoort,  ook  voor  de  Nederlandse  lezers  toegankelijk hebben gemaakt.

 

Kingston, Jamaica, 10/11 september 1960

Cola Debrot