Dagboek in het ghetto van Warschau

Dagboek in het ghetto van Warschau

Janusz Korczak | 2001 | 9789066653924
Gratis

Omschrijving

In januari 1940 begon Janusz Korczak, het pseudoniem voor Henryk Goldszmit, met het op papier zetten van zijn herinneringen, iets waartoe hij in 1939 besloten had maar telkens weer had uitgesteld. enkele pagina’s verder legde hij zijn pen neer om hem pas in mei 1942 weer op te pakken. Daar Korczak overdag geen tijd had en ook, voorzover hij nog zijn bed zag, liever overdag dan ’s nachts sliep, hield hij vooral in de nachtelijke uren zijn Pami´tnik (Dagboek) bij. Hij was trouwens niet de enige in het weeshuis die zijn laatste gedachten aan het papier toevertrouwde. Hij spoorde de kinderen aan hetzelfde te doen, hetgeen aangrijpende brieven en dagboeknotities opleverde, die hij met veel aandacht las.

Enkele dagen na zijn deportatie op vijf of zes augustus 1942 werd het Dagboek aan Igor Newerly, een voormalig pupil en medewerker van Korczak, overhandigd. Deze wendde zich enkele weken voor zijn eigen arrestatie tot Maryna Falska, die het in haar tehuis Nasz Dom - waaraan ook Korczak meer dan 15 jaar verbonden was - door de huismeester liet inmetselen.

Na zijn terugkeer uit Auschwitz in 1945 kreeg Newerly weer de beschikking over het kostbare document. Om juridische redenen kon pas in 1958 tot publicatie worden overgegaan, aldus Newerly. In werkelijkheid zaten er politieke en misschien zelfs antisemitische motieven achter de vertraagde publicatie. Het Dagboek is autobiografisch, maar géén autobiografie. Het bevat dagboekaantekeningen, maar is in eigenlijke zin géén dagboek.telt men daarbij op dat er een bijdrage voor het weeshuiskrantje in staat, een aan een weeskind opgedragen verhaaltje en dat veel aantekeningen uit gedachtenflitsen bestaan, die, niettegenstaande zijn poging “enige ordening in mijn schrijverij te brengen”, weinig samenhang vertonen en afwisselend gaan over het verleden, het heden en de toekomst, dan is duidelijk dat Korczaks Dagboek in geen enkel vakje van de literatuur een vast onderkomen vindt.

 Ook wordt het de lezer niet altijd even gemakkelijk gemaakt. er zijn aantekeningen waarvan de eigenlijke betekenis verborgen blijft, zeker als men het leven en werk van Korczak niet kent of niet op de hoogte is van wat er zich in het ghetto van Warschau afspeelde. er worden voorts namen opgevoerd van grote Polen uit de wereld van de literatuur, politiek en krijgsgeschiedenis, die in Nederland nagenoeg onbekend zijn. en dan zijn er nog de nodige cryptische en soms zelfs verwarde, raadselachtige zinnen, onderbrekingen en weglatingen. Dat alles is niet verwonderlijk als men bedenkt onder welke omstandigheden hij de pen moest voeren: hij schreef ’s nachts, in het flakkerende licht van een petroleumlampje, omringd door zeven of zelfs meer zieke kinderen, bij het raam aan een klein tafeltje; hij was angstig, bezorgd, oververmoeid en vaak hongerig, hij had last van hoofdpijnen en andere kwalen. Hij was soms ziek. Van buiten drong regelmatig het geluid van stemmen en schoten tot hem door.

Ondanks deze hindernissen is het Dagboek een aangrijpend document dat ons veel leert over de mens Korczak, over zijn liefde en respect voor het kind, zijn verdriet over het bestaande, zijn angst voor het komende, en zijn hoop op een betere wereld na zijn sterven. Het is de laatste pennenvrucht van een groot mens die de dood verkoos boven een leven zonder kinderen; het is een stille, maar verschrikkelijke aanklacht tegen dragers van de beschavingsgeschiedenis die een inferno op aarde schiepen.

In vergelijking tot andere dagboeken uit het Warschaus ghetto gaat Korczak minder in op concrete ontwikkelingen of opvallende gebeurtenissen buiten het weeshuis. Soms ging hij zo op in zijn herinneringen en mijmeringen dat hij moest erkennen “te zijn vergeten dat er ook nu oorlog heerst.” Hij rept niet over de bombardementen in mei en juni 1942 op Keulen, Stuttgart, Mannheim, Essen en het Roergebied. evenmin spreekt hij over recente oorlogsoperaties aan het oostelijk front of de situatie in Polen op dat moment. Zelfs op concrete ontwikkelingen ín het ghetto wordt menigmaal niet ingegaan. Zo weten we van de kroniekschrijver van het ghetto, emanuel Ringelblum, dat in de nabijheid van Korczaks weeshuis tientallen smokkelaars werden geliquideerd en Oekraïense bewakers in Korczaks woonstraat voorbijgangers geld afpersten, door te wijzen op de door hen vooruitgezette avondklok. Ook verwijst hij nergens naar de toenemende roof van joods bezit in het ghetto, terwijl dit toch een van de belangrijkste opdrachten van de bezetter was. Noch vindt men in zijn Dagboek uitvoerige beschrijvingen van de situatie in de (kinder)ziekenhuizen, waar het voorkwam dat“uitgehongerde kinderen (...) zich op de soeppan wierpen, hem omvergooiden (...) en de gemorste watersoep van de vloer lebberden, terwijl ze de stukjes rotte kool van elkaar weggraaiden.” Wel vertrouwt hij zijn angsten en grote bezorgdheid aan zijn dagboek toe en maakt hij ook opmerkingen over het ghetto van meer algemene aard, maar voor het overige beperkt hij zich wat het ghetto betrof overwegend tot zaken die het weeshuis, (zijn) kinderen en hemzelf raakten. De dagboekaantekeningen zijn dan ook geen kroniek van Korczaks leven buiten het weeshuis. maar toch staan ze niet aan de buitenkant van het ghetto en dat geldt zelfs voor die aantekeningen, waarin hij zich lijkt terug te trekken in een van de werkelijkheid losgemaakte verbeelding. Ze vormen eerder de neerslag van een poging tot innerlijke vertering van de onbegrijpelijke wereld rondom hem.

================

Kijk hier naar een film over de boekpresentatie van destijds met o.m. Theo Cappon, destijds voorzitter van de Korczakstichting

================

[Voorwoord door René Görtzen in Dagboek in het ghetto van Warschau (Korczakiana 4)]