Meer dan een miljoen Nederlanders zijn lid van een voetbalvereniging. Die voetbalverenigingen bestaan vaak al decennialang. Dat draagt bij aan het beeld van clubs die, ongeacht de omstandigheden, eeuwig lijken te kunnen rekenen op draagvlak, draagkracht en betrokkenheid van de leden. Maar is dat ook zo?
Hoe de bal blijft rollen laat zien dat de vitaliteit van voetbalverenigingen niet vanzelfsprekend is. Zelfs de meest vitale clubs worstelen met kwesties die hun functioneren raken, zoals vrijwilligerstekorten, veranderende ledensamenstellingen, dalende sponsorinkomsten en agressie op het veld. Ook zijn er maatschappelijke ontwikkelingen die het aanpassingsvermogen van de clubs op de proef stellen. In deze bundel gaat Stijn Verhagen c.s. in op de vraag hoe verenigingen vitaal kunnen worden en kunnen blijven. Anders dan gangbare studies geven de auteurs vooral praktische aanknopingspunten om vitaliteit tot stand te brengen. Zichtbaar wordt ook hoe mooi en waardevol het is om in verenigingsverband tot verbeteringen te komen, maar dat dit bijna niet mogelijk is zonder ploeteren, steggelen en knokken.
Hoe de bal blijft rollen is gebaseerd op meer dan honderd interviews, observaties en dagelijkse ervaringen gedurende twee seizoenen bij tien Utrechtse voetbalverenigingen. Het boek is bedoeld voor leden van voetbal- en sportverenigingen, inclusief vrijwilligers en professionals zoals verenigingsmanagers, sportbuurtcoaches en combinatiefunctionarissen. Ook is het geschreven voor beleidsmakers en onderzoekers die bezig zijn met het thema sport & vitaliteit, en voor hbo-studenten op het vlak van sport & samenleving (Cultureel Maatschappelijke Vorming, Pedagogiek, Sociaal Werk en Sportmanagement).
De auteurs, allen sportliefhebbers, zijn werkzaam bij het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling van Hogeschool Utrecht, de Universiteit Utrecht en Vereniging Sport Utrecht.
Ruim een miljoen Nederlanders is lid van een voetbalvereniging, verdeeld over meer dan drieduizend voetbalverenigingen. Die voetbalverenigingen bestaan vaak al decennialang; ze gedijen bij jonge aanwas en gedreven veteranen. Denk aan de openingswoor- den van de voetbalklassieker All Stars (1997): “Gewond in het natte gras liggen, terwijl je vrienden voor de eer van het team strijden, is het hoogst denkbare geluk. Zeven waren we, toen we begonnen bij de F-jes.” Clubliefde kan groot zijn. Het beeld van bloeiende clubs die, ongeacht de omstandigheden, eindeloos lijken te kunnen re- kenen op draagvlak, draagkracht en betrokkenheid van de leden overheerst dan ook. Maar klopt dat beeld wel?
Het begrip vitaliteit klinkt bekend. Iedereen knikt als het wordt gebruikt. Maar wat wordt ermee bedoeld? En hoe kan inzicht in dit thema verenigingen ondersteunen bij het verbeteren van hun functioneren? Deze vragen staan in dit hoofdstuk centraal. We zetten eerst uiteen dat het voor sportverenigingen die willen wer- ken aan hun vitaliteit van belang is een omslag in denken te ma- ken van vitaliteit als begrip naar vitalisering als proces. Vervolgens onderzoeken we welke factoren van belang zijn bij dat proces van vitalisering. Deze factoren bieden verenigingen handvatten om mee aan de slag te gaan.
“Onze doelstelling is zo breed, dat de club zich daarmee wel kan afvragen waarvoor de club op aarde is.”
“Het gaat eigenlijk alleen maar om presteren, presteren en nog meer presteren.”
“Kinderen die plezier hebben in het voetballen, is het belangrijkst.”
“Daarnaast is het ook een mooie ontmoetingsplek, waar je sociaal bezig bent, vertrouwen creëert, waardering krijgt en zelfvertrouwen op- bouwt.”
“Voor ons is structuur belangrijk en afspraken nakomen met een goede organisatie, dan komen de voetbalprestaties vanzelf.”
“Maar het beleidsplan ligt bovenop de kast met een laag stof erop.”
Enkele uitspraken van kaderleden van de betrokken voetbalverenigingen bij Vereniging in bedrijf. Deze leden verschillen nogal van mening over wat zij belangrijk vinden; waar het om gaat of zou moeten gaan in hun verenigingen. Verschil in doelstellingen, of het primair gaat om presteren of plezier hebben, of de club vooral een ontmoetingsplek moet zijn.
Dit hoofdstuk gaat over het verenigingsklimaat en de processen die zich er kunnen afspelen. Zonder goed verenigingsklimaat is het niet alleen onprettig voetballen, maar is het ook lastig leden en vrijwilligers te vinden en te binden aan de club. Zonder po- sitief verenigingsklimaat zullen sponsoren en lokale overheden niet in de club willen investeren. Het verenigingsklimaat is voor clubs dus van vitaal belang. Toch zijn er de afgelopen jaren op de Nederlandse voetbalvelden de nodige incidenten geweest, met als dieptepunt de gewelddadige dood van grensrechter Richard Nieuwenhuizen. In 2010 stelde de KNVB dat de verruwing van het voetbal “de grootste bedreiging” is van de sport (NRC Handels- blad, 4 december 2010). Janssens (2012a; 2012b) geeft aan dat er al ruim een decennium over het thema wordt gepraat zonder noemenswaardige progressie (vgl. Van Kalmthout 2012).
“De kracht van de vereniging zit in de gedrevenheid van de huidige groep vrijwilligers die betrokken zijn bij de club: zij zetten zich voor 100% in voor de club. Al deze mensen hebben een echt clubhart en willen het beste voor deze club. En het is belangrijk dat deze mensen worden behouden voor de club. Toch is deze groep te klein om de ambi- ties van de club waar te maken. Bovendien is de club kwetsbaar, mocht nu een van de vrijwilligers wegvallen.”
In de vorige hoofdstukken hebben we het begrip vitaliteit uitgewerkt aan de hand van de aspecten missie/identiteit, verenigingsklimaat en vrijwilligers. In dit hoofdstuk gaan we in op de communicatie in clubs. Hoe is het daarmee gesteld en wat betekent dat voor de vitali- teit van verenigingen? Eerst zetten we de doelrationele benadering van communicatie uiteen, een benadering die het denken over com- municatie nogal eens bepaalt. Dan toetsen we deze benadering in de praktijk en laten we de leden van de tien Utrechtse verenigingen aan het woord: hoe kijken zij aan tegen de communicatie in hun clubs? Wat valt op en wat kan beter? In de laatste paragraaf trekken we de belangrijkste conclusies en formuleren we aanbevelingen.
Over Nederlandse sportverenigingen bestaan twee verhalen. Het eerste verhaal gaat over de kracht van het verenigingsleven. Er is bijna geen land met zo veel sportclubs als Nederland. Ook het aantal vrijwilligers in de sport behoort tot het hoogste in de wereld. Elke week zijn er duizenden wedstrijden, toertochten en overige evenementen. Wie ze bezoekt, kent het plezier en de passie van de deelnemers. Het tweede verhaal gaat over de teloorgang van de vereniging. Het aantal vrijwilligers mag dan hoog zijn, toch hebben veel clubs last van een tekort aan vrijwilligers. De betrokkenheid van de vrijwilligers is bovendien losser en vrijblijvender geworden. Agressie in de sport is weliswaar niet nieuw, maar mensen hebben wel het idee dat deze toeneemt. Tot slot hebben verenigingen door de gemeentelijke bezuinigingen vaker moeite het hoofd boven water te houden.
Bijlage 1 De tien Utrechtse voetbalverenigingen van Vereniging in bedrijf
Meer dan een miljoen Nederlanders zijn lid van een voetbalvereniging. Die voetbalverenigingen bestaan vaak al decennialang. Dat draagt bij aan het beeld van clubs die, ongeacht de omstandigheden, eeuwig lijken te kunnen rekenen op draagvlak, draagkracht en betrokkenheid van de leden. Maar is dat ook zo?
Hoe de bal blijft rollen laat zien dat de vitaliteit van voetbalverenigingen niet vanzelfsprekend is. Zelfs de meest vitale clubs worstelen met kwesties die hun functioneren raken, zoals vrijwilligerstekorten, veranderende ledensamenstellingen, dalende sponsorinkomsten en agressie op het veld. Ook zijn er maatschappelijke ontwikkelingen die het aanpassingsvermogen van de clubs op de proef stellen. In deze bundel gaat Stijn Verhagen c.s. in op de vraag hoe verenigingen vitaal kunnen worden en kunnen blijven. Anders dan gangbare studies geven de auteurs vooral praktische aanknopingspunten om vitaliteit tot stand te brengen. Zichtbaar wordt ook hoe mooi en waardevol het is om in verenigingsverband tot verbeteringen te komen, maar dat dit bijna niet mogelijk is zonder ploeteren, steggelen en knokken.
Hoe de bal blijft rollen is gebaseerd op meer dan honderd interviews, observaties en dagelijkse ervaringen gedurende twee seizoenen bij tien Utrechtse voetbalverenigingen. Het boek is bedoeld voor leden van voetbal- en sportverenigingen, inclusief vrijwilligers en professionals zoals verenigingsmanagers, sportbuurtcoaches en combinatiefunctionarissen. Ook is het geschreven voor beleidsmakers en onderzoekers die bezig zijn met het thema sport & vitaliteit, en voor hbo-studenten op het vlak van sport & samenleving (Cultureel Maatschappelijke Vorming, Pedagogiek, Sociaal Werk en Sportmanagement).
De auteurs, allen sportliefhebbers, zijn werkzaam bij het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling van Hogeschool Utrecht, de Universiteit Utrecht en Vereniging Sport Utrecht.
176 pagina's